Sugar

0 Comments

(Chapter 2) Makelaar Betsy stelt voor om rond te wandelen over het terrein van het resort dat we willen kopen. Voor een huizenverkoper vertoont ze opvallend weinig enthousiasme. Ik kan het haar nauwelijks kwalijk nemen. Het is guur en de zon heeft de grond net genoeg ontdooid om af en toe in weg te zakken. Betsy kijkt naar mijn gehakte laarsjes. Ik zie haar denken: citygirl. Niet echt schoeisel om mee door de modder te waden. We schuifelen over de zuigende grond van gebouw naar gebouw, stuk voor stuk oude, vervallen huisjes. Tot onze verbazing is een aantal gebouwen bezet. Dat het resort wordt verkocht terwijl er mensen in wonen is niet zo vreemd in Amerika, vertelt Betsy. “Dat is geen probleem, die krijg je er zo uit. Er is hier geen huurbescherming zoals in het socialistische Europa. Een uitzettingsbevel is alles wat je nodig hebt en als ze niet opkrassen haal je de sherrif erbij, dan zijn ze zo weg.”
Jeff en ik kijken elkaar aan. Jemig. We zien onszelf nog niet in de rol van een keiharde huiseigenaar die mensen op straat zet. Betsy klopt hard op de deur van een vierkant huisje, opgebouwd uit gasbetonblokken. Een jaren tachtig hit blert dof door de kieren. De bewoner geeft geen sjoege, dus duwt de makelaar de halfverrotte deur open. “Niemand sluit hier deuren af”, zegt ze. Ze moet goed hard duwen, want de deur lijkt gebarricadeerd. Moeizaam schuift een pak kranten opzij en krijgen we uitzicht op de woonkamer. Ik vraag me af of de bewoner nooit naar buiten gaat of dat de barricade als een soort slot fungeert. Het is bijna onmogelijk om de kamer binnen te stappen. De vloerbedekking van onbestemde kleur ligt bezaaid met pizzadozen, reclamefolders, kleding en stukken speelgoed. Een televisie groter dan ik ooit heb gezien, pakhembeet anderhalf bij twee meter, vertoont een grofpixelig kleurrijk beeld. Judge Judy veegt woedend de vloer aan met huilerige klagers en onverschillig kijkende beschuldigden. “Don’t pee on my leg and tell me it’s raining”, knallen haar woorden door de kamer, vergezeld door een triomfantelijke blik. Ik schiet in de lach. Dat is best een goeie. Een vrouw op de bank kijkt op, een hand in het pak cornflakes op haar schoot. “Oh, hi.” Ze maakt een loos gebaar alsof ze overeind gaat komen, maar ze oogt behoorlijk zwaar. Ze worstelt dusdanig dat ik naar haar toestap en me voorstel. Ze veegt haar hand af aan haar roze elastische broek voor ze de mijne schudt. ‘Sugar.’ Dit is nog in de tijd dat ik moet oppassen niet met open mond te staren naar ultrazware mensen in Amerika. Overal ter wereld kom je mensen met overgewicht tegen, maar in Amerika bestaan echt ronde mensen, die bijna zo breed lijken als hun lengte. Ik zou er langzaam aan wennen en ook steeds beter begrijpen waarom deze mensen hiervoor kiezen of aan overgeleverd zijn, maar dit is nog in mijn begintijd en ik probeer niet naar haar lijf te staren. Als je zware mensen ontmoet, ontstaat een woordeloos gesprek. In hun ogen lees je: dat is zo’n gezondheidsfreak die alleen maar slabladeren knaagt en op mij neerkijkt. En in jouw ogen lezen zij compassie of oordeel. Het is lastig om je nieuwsgierigheid te verbergen. Ik wil graag weten waarom, maar misschien is er geen waarom. Na verloop van tijd kom ik over die kinderlijke, maar voor de ander pijnlijke verbazing heen. Ik ga het beter begrijpen, want er zijn veel redenen om overgewicht te krijgen. Zoals leven in Amerika.


Op een dag loop ik door de fastfood hoek van supermarkt Walmart en kruist mijn blik die van een ronde vrouw die aan een hamburger knaagt. Ze kijkt betrapt, beschaamd, of boos. Ja, ik ben dik en jij vindt daar iets van. Door zulke momenten heb ik me leren gedragen. Niemand sleept voor zijn lol zoveel overgewicht mee.

Sugar is een alleenstaande moeder met een elfjarige zoon, Ezekiel. Makelaar Betsy vraagt of we de slaapkamers mogen zien. Sugar wuift terwijl er stukjes cereal van haar vingers vallen, het mag. We kijken om het hoekje van Sugar’s kleine slaapkamer, die is volgepakt met dozen, kledingrekken en een indrukwekkende collectie geurkaarsen. De vloer ligt vol, we stappen niet binnen, we geloven het wel. In de tweede slaapkamer kijkt een blond joch met eerlijke blauwe ogen en sproeten, op van zijn stapelbed. Hij springt van het bed, steekt zijn hand uit en praat honderduit. Zijn naam is Ezekiel, een bijbelse naam, vertelt hij trots. Hij wordt elke dag om zeven uur ’s morgens door de schoolbus opgehaald, zorgt goed voor zijn moeder en zou graag een hond hebben, maar dat is te duur, want honden eten volgens zijn moeder veel hondenvoer. Ezekiel houdt van stapelen. Zijn kleding is meters hoog gestapeld op een wit plastic kastje met laden. Ik vraag hem hoe hij iets uit de stapel pakt zonder de rest om te laten vallen. Ezekiel lacht. “Ik pak gewoon het bovenste, want dat is schoon.” Ik denk dat we vrienden gaan worden.

Categories:

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *