Hoera, we kopen een resort

0 Comments

(Chapter 1) Een honderd jaar oud resort kopen in de Amerikaanse staat Michigan. Dat lijkt wellicht een enorm goed idee, maar dat heeft zo zijn nadelen. Samen met mijn partner Jeff viel ik hals over kop voor een uitgestrekt landgoed met rollende groene heuvels aan een lieflijk klein meer. Nauwelijks buren, seizoenen met zwoele zomers en krakende winters, een droom voor een doorsnee Hollander. Maar bouwvallige hutten, niet werkende riolering en een eindeloze strijd met termieten, eekhoorns en wasberen horen ook bij het pakket. En toch, geen seconde spijt van dit avontuur.

Maisvelden in wintertijd. Golvende velden met bruin-zwarte harde stoppels, waar de herten dankbaar knagen aan de maisrestanten die ze met hun zachte lippen uit de harde grond wroeten. Michigan heeft een enorme hertenpopulatie. Dankzij weinig natuurlijke vijanden zijn er wel een paar miljoen in de hele staat en ze huppelen dan ook regelmatig door je tuin.
Vandaag ligt er geen sneeuw. Het voorjaar is in aantocht. Bla zoemt tussen de velden door, door bochten, langs boerderijen met zilveren silo’s en roodbruine schuren. Bla is Jeff’s roestige Honda Civic, een legendarisch vehikel dat met ruim vijfhonderdduizend mijlen op de teller af en toe de sociale media van de vriendenkring haalt. Het nadeel van de snel groeiende hertenstand is dat je je regelmatig kapot schrikt, omdat de beesten vooral in het donker zich onverwachts laten zien. Jeff heeft zeven hertenprints op de bumper, motorkap en deuren. Angstige aanvaringen, maar hij heeft er nog nooit een echt doodgereden. Hij heeft er talent voor het hertenspotten ontwikkeld, zoals alle Michiganders die decennialang over donkere landweggetjes rijden. Hij wijst me regelmatig op oplichtende hertenogen. Ik zie geen steek tot ze ineens onverwacht met elegante gewichtsloze sprongen oversteken en mijn hart in mijn oren klopt van schrik.

Het is begin van de middag en de lucht is mistroostig. “Achter die bocht”, zegt Jeff met spanning in zijn stem. De verwachtingen zijn hoog en ik hoop dan ook dat ik zijn vondst net zo geweldig vindt als hij. Net voor de bocht ligt een typisch Amerikaanse boerderij, precies zoals ik ze graag zie, met een trotse, hoge aluminium graansilo, zo’n enorme koker, zilver glanzend als er even een straaltje magere februarizon op prikt. Ons doel ligt precies tussen twee heuvels. Terwijl we omlaag rijden vanaf de eerste heuvel hebben we fraai uitzicht op ons doel. “Het is zo groot, echt ongelofelijk.” Jeff weet hoe hij een vrouw van Nederlandse bodem moet overtuigen. Groot is goed voor iemand gewend aan rijtjeshuizen, minituintjes afgezoomd met bouwmarkthekken en buurgesprekken die je vanuit je tuinstoel woordelijk kan volgen.
Maar het is niet de uitgestrektheid van het terrein die mijn hart een slag doet overslaan.
Het meer. Ik heb altijd gedroomd van wonen aan het water en dit resort dat te koop staat, ligt ingesloten tussen bossen en heuvels aan een klein, ongerept meer. Mijn vader zei altijd dat bij zijn kinderen net als bij hem water door de aderen stroomde. We groeiden op in een vooroorlogs huis aan de kleine rivier de Giessen in de Alblasserwaard. De vakanties waren kamperend op een zelfgebouwd bootje, elk kind werd vanaf peuterleeftijd in een zwemvest overboord gezet. Wellicht door die jeugd worden we allemaal gelukkig van klapperende zeilen en slapen we het best op het klotsen van water tegen de romp.

Heel eerlijk, het resort ziet er niet uit, maar wij hebben onze roze bril op. Michigan oogt niet echt vrolijk in deze tijd van het jaar. In de koudere maanden, als de sneeuw geen zachte witte deken heeft gelegd over de heuvels, is het landschap grauwig en kleurloos. Tel daar nog een veelvoud aan oude afgebladderde houten gebouwen, bruin gras en modderige paden bij op en je zou toch enigszins nuchterheid verwachten. Maar ik zit in gedachten al op een mooie nieuwe steiger in de zon met mijn benen te bungelen in het heldere water.
We parkeren de auto naast een grote rode sportwagen. Jeff grinnikt. “De makelaar.” Ik staar naar het water, zie twee zwanen achter elkaar over de vliesjes ijs vliegen, langzaam en sierlijk.
Een korte gezette vrouw stapt uit de sportwagen. De jas hoog gesloten, wangen bleek, haren te donkerbruin geverfd. Betsy, de makelaar.

“Howdy.” Zeggen mensen echt ‘howdy’? Ik dacht dat dat net zo’n onzin was als dat Nederlanders op geschuurde klompen door tulpenvelden rennen, maar Betsy zegt het zonder een spoortje ironie. Hoe het met ons gaat. Zo’n vraag waarop ik tot voor kort nooit een antwoord wist. Jeff heeft het uitgelegd. Het beste is een kort: “fine, how are you”. Je hoeft het antwoord niet af te wachten, want het is een lege begroeting. Het zal de ander worst zijn hoe het met je gaat, tenzij het om goede vrienden of familie gaat. Je hoeft je in restaurants ook niet voor te stellen als de serveerster je begroet met een semi-opgewekt “hi, I’m Dorothy, I’m your waitress, how are you doing”. Ook Dorothy zal het vette worst zijn hoe je heet en hoe het met je gaat. Beleefdheidsvormen, je struikelt er over in Amerika. Goed voorbeeld is het licht irritante “excuse me” dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Loop je door de supermarkt en er zeilt iemand met zijn boodschappenkar over je tenen, dan wordt dat met “excuse me” afgedaan. Gewoon flink boeren aan tafel, “excuse me” en de maaltijd gaat vrolijk verder. In Nederland schieten je vrienden of hard in de lach of de wenkbrauwen gaan richting haargrens. Maar niet in het land van de onbegrensde mogelijkheden. Excuseren en het is okay.

Makelaar Betsy praat met Jeff, maar ik luister nauwelijks. Ik ben volledig afgeleid door het woonhuis achter haar. Dat is het huis? Als in “waar we gaan wonen”? Een ooit bruin geschilderd houten huis waarvan de verf troosteloos afbladdert, de ramen zijn met ducttape en stukken transparant plastic dicht getaped om de wind buiten te houden en de verzakte schoorsteen kan elk moment een stuk van de gevel meenemen in zijn val. “Dit huis is al een tijdje niet meer bewoond”, beantwoordt Betsy mijn vragende blik. “De kleinere huisjes allemaal wel.”
“Niet bewoond is een kwestie van opvatting”, zegt Jeff, terwijl hij wijst op een gapend gat in de muur bij de porch. De overdekte entree heeft vloerbedekking. Het concept van “vloerbedekking buiten” heb ik hier vaker gezien. Het is speciaal sterk tapijt als een soort deurmat voor de modderige sneeuwschuiten waar je ‘s winters anders zo je huis mee in baggert.
Jeff onderzoekt het gat in de muur deskundig door er een vinger in te prikken. “De beesten komen hier binnen.” Beesten? “Kan van alles zijn, eekhoorns, muizen, raccoons, cougars.” Mijn kaak zakt. “Raccoons, cougars? Hoe groot zijn die?”
Het gaat om wasberen en wilde katten. Beide beesten zijn in principe niet gevaarlijk voor mensen, maar een prettig idee is het ook niet, wilde beesten in je huis. “Wasberen kunnen behoorlijk vals zijn als je ze onverwacht laat schrikken. Ze hebben flinke klauwen en tanden, dus altijd voorzichtig zijn.” Jezus. Dat kruipt hier zo dat huis in? Ik laat de informatie bezinken terwijl we de woonkamer instappen door een gammele deur die vermoeid scheef in de sponningen hangt.

In de woonkamer is duidelijk dat het huis inderdaad regelmatig door beesten wordt gezocht. Een muffe bank is met scherpe tandjes ontleed, het gele piepschuim ligt verkruimeld door de hele ruimte. De muren, kasten en kozijnen zijn paars en oud-roze geschilderd, de houten vloer vertoont sporen van omgevallen verfpotten en de keuken is niet meer dan een afgetapte waterleiding die uit de muur steekt.
Betsy wijst naar een houten deur in de keuken die toegang verschaft tot een kelderkast. Altijd goed om een kelder te hebben in geval van tornado’s. Ik kijk naar Jeff, in de verwachting dat dit een grap is, van die tornado’s. Hij is blij met het nieuws. “Mensen die een kelder hebben zitten goed, die zijn veilig voor tornado’s. Een huis kan om je heen instorten, terwijl je toch veilig in je kelder zit.” Ik val van de ene verbazing in de andere. Ik dacht dat die alles verwoestende tornado’s in het droge midden van Amerika hoorden, niet in het vriendelijke Michigan.

Na een aanmoediging van Betsy om onze schuilkelder te verkennen, want dat is dus een enorme plus in dit tornadogebied, open ik de deur naar een kleine bijkeuken. Een zwaar luik wordt opgetild en met een touwtje aan een haak gebonden. Betsy doet een stap naar achteren. Ze is niet van plan om die kelder in te gaan, ze kijkt wel lekker uit. Ik stommel in het stikdonker een houten trappetje af. Het doet me denken aan een mijn, met stoffige, uitgegraven wanden. De doordringende modderlucht vindt mijn sinussen. “Wacht’, zegt Jeff achter me. “Ik zie een lichtknop.” Op het moment dat de treurige peer aan het lage plafond aanknipt, zie ik op ooghoogte op twee meter afstand een paar gele ogen en puntige oren. Ik stoot een oerkreet uit en maak een grote sprong achterwaarts, die Jeff hoorbaar van het houten trapje doet lazeren. Godverdomme, een cougar. “Cougar”, piep ik schor. Geen moment om later met trots aan terug te denken, want bij een betere inspectie blijkt het een ietwat verfomfaaide, magere huiskat. Ze zit er een beetje sneu bij, oogt mager, alsof ze dagen niet gegeten heeft. Een scheur in haar oor en een klaaglijke miauw.

“Alles okay”, informeert Betsy vanaf veilige afstand.
“Kat”, zegt Jeff. “Ze schrok van een kat.”
“Oja, klopt”, zegt Betsy. “Vergat ik te vertellen. Ik hoorde van de bewoners dat er een kat in het huis woont.” Komt ze lekker op tijd mee.
Het dier, een gecyperde kat met witte sokjes, zit me onschuldig op te nemen en likt aan haar pootje. Ze zal wel denken: wat een hysterisch wijf. Ik probeer haar te aaien om mijn overtrokken reactie goed te maken, maar ze krimpt schuw in elkaar. De modderkelder gaat nog een stuk verder onder het huis, maar we hebben genoeg gezien en we schuifelen voorzichtig achter elkaar de houten trap op. Er moet wel een tornado van historische proporties overtrekken wil ik ooit in dat donkere hol met een fles water en een blik bonen gaan zitten met daar bovenop een ingestort huis.
Als we het resort kopen, mag de kat blijven, besluit ik. Zij woonde er het eerst. Ze heeft ook meteen een naam: Cougar. Maar Cougar blijkt niet de enige merkwaardige bewoner van het resort.

Categories:

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *