Lekker boeren aan tafel: excuse me
How are you? Misschien wel de meestgestelde vraag in Amerika. Of je nu afrekent bij de supermarkt of iemand wordt aan je voorgesteld, de ander wil altijd weten hoe het met je gaat. Schuif je in een bankje in een restaurant: “Hi, how are you? My name is Dorothy, and I’m your waitress. So how can I help you guys?” Dat is best veel informatie. Wil ze echt weten hoe het me ons gaat, gaan we ons voorstellen of duiken we meteen zakelijk in het menu? In het begin ging ik daar vaak serieus op in. Tot grote verbazing van mijn partner vertelde ik onze namen en informeerde hoe het met de serveerster ging. “Het is een beleefdheidsvraag”, was zijn insider opinie. “Je zegt ‘fine’, je kan er nog kort ‘how are you’ aan toevoegen, en dan ga je verder met je eetwensen.”
Inmiddels herken ik de toon. Vriendelijk, maar niet te vriendelijk. “How are you”, betekent zeker aan de kassa van de supermarkt geen uitnodiging tot een gezellige uitwisseling over kwalen of het weer, dus daar houd je helemaal je eksterogen en de kans op ijsregen voor je. Dat is nog best een soort van duidelijk. Het zal de ander worst zijn hoe jij ervoor staat in het leven, dus houd het kort. Het is beleefdheid.
Beleefdheidsvormen, je struikelt er over in Amerika. Een ander voorbeeld is het licht irritante “excuse me” dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Loop je door zo’n enorm alles-onder-een-dak warenhuis/bakker/supermarkt/apotheek en zeilt er iemand met zijn boodschappenkar over je tenen, dan wordt dat met “excuse me” afgedaan. Maar ook met opgroeiende tieners aan tafel, gewoon flink boeren of zelfs een scheet laten, “excuse me” en de maaltijd gaat vrolijk verder. Geen opvoedkundig gezeik nodig, het kind heeft immers verontschuldigingen uitgesproken. In Nederland schieten ouders, vrienden of familieleden in de lach, “ga je lekker” of je wordt in stilte gecorrigeerd met wenkbrauwen die vol afgrijzen richting haargrens gaan. Bij ons is het duidelijk: dat doe je niet. Maar niet in het land van de onbegrensde mogelijkheden. Excuseren en het is okay.
Ook daar wen je aan. Wat ik veel lastiger vind, is interactie in het sociale circuit. Waar beleefdheid overgaat in oprechte interesse en hoe je daarmee omgaat. Vrienden vragen ook hoe het met je gaat maar menen het, dus dan ontstaat er een gesprek over whatever speelt in je leven. Er is echter een verschil met de Nederlandse cultuur: je mag jezelf niet opdringen. Waar die grens ligt, is voor een buitenstaander nogal vaag. Als je vraagt aan een vriendin: hoe gaat het zij zegt: “nou, het kon beter”, dan vraag je door. Jemig, wat is er aan de hand of heb je geen zin om erover te praten? Wie niet doorvraagt, is een ongeïnteresseerde eikel, zeker geen goede vriend.
In Amerika doe je dat niet zomaar, tenzij je elkaar heel goed kent. Anders is het “prying”, je bent dan onbeleefd nieuwsgierig. Dus je antwoordt diplomatiek: “Wat vervelend voor je, ik hoop dat het snel beter gaat met je.” Pas als je elkaar heel goed kent en al meer informatie hebt, kan je doorvragen.
Zo kan het gebeuren dat je weet dat een kennis worstelt met kanker, maar dat niemand in de kennissenkring precies weet wat voor soort kanker of hoe ernstig het is.
Dat levert merkwaardige gesprekken op, als je als Nederlandse ongevraagd persoonlijke informatie geeft over je overleden ouders of het feit dat je een operatie moet ondergaan volgende maand. Op z’n hoogst zegt iemand “Ik hoop dat het niets serieus is, sterkte ermee.” Medelijdende blikken, een lieve toon, dat wel, maar het gesprek valt zo dood als een pier. En daar zit je dan met je goeie gedrag. Ik heb wel eens sarcastisch gemeld tijdens zo’n pijnlijke stilte dat het “lekker weer gaat worden morgen”, maar in plaats dat iemand snapte, werd er dankbaar op ingestapt. “Ja, het wordt eindelijk lente, heerlijk.”